Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Schopenhauer. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Schopenhauer. Sorteren op datum Alle posts tonen

maandag 10 april 2017

De vrijheid van de wil


Geschreven door Arthur Schopenhauer (1788 – 1860). Filosoof. Hij schreef dit essay naar aanleiding van een prijsvraag van de Noorse Academie van Wetenschappen in 1839 en...... hij won.
In 1989 is het vertaald door Hans Driessen en ik las daarvan de achtste druk uit 2011.
Nu eens kijken of ik het samenvattend en samenhangend op papier kan krijgen.

Schopenhauer definieert het begrip vrijheid negatief: vrijheid is het ontbreken van hinderende en belemmerende factoren. Vervolgens brengt hij een driedeling aan: de fysieke, intellectuele en morele vrijheid en gaat dan vooral verder met de morele vrijheid; liberum arbitrium. (de vrije wil)
Een motief kan namelijk niet dezelfde werking hebben als een fysieke belemmering want er kan altijd een tegengesteld motief bedacht worden en de persoon moet/kan zich daar eventueel door laten leiden.
De voorstanders van de vrije wil zeggen vaak: ik ben vrij wanneer ik kan doen wat ik wil.
Daar zit ’m de kneep. Je kunt doen wat je wilt maar ben je vrij om te willen wat je wilt?
Schopenhauer verzet de piketpaaltjes een stapje terug.

Vrijheid is de afwezigheid van elke vorm van noodzakelijkheid (ook weer die negatie)
Noodzakelijk is datgene wat uit een gegeven toereikende grond (=voldoende reden /oorzaak) volgt.
Voor mij: elk gevolg heeft een oorzaak. De wet van de causaliteit. Een gevolg zonder oorzaak is een wonder.
Wanneer de afwezigheid van noodzakelijkheid het kenmerk is van vrijheid dan zou die vrijheid onafhankelijk zijn van welke oorzaak dan ook.
Een vrije wil zou een wil zijn die door niets wordt gedetermineerd.
Hij gaat verder met het zelfbewustzijn. Wat is het zelfbewustzijn. Dat is het bewustzijn van het eigen ik in tegenstelling tot het bewustzijn van andere dingen want dat is het kenvermogen.
Het is een ‘ik dat wil’. Het zelfbewustzijn houdt zich bijna uitsluitend bezig met de wil.
De morele gevoelens van de mens behoren niet tot het zelfbewustzijn want morele gevoelens worden voorafgegaan door ervaring en reflectie én je weet nooit wat er aan is toegevoegd door de opvoeding, al dan niet religieus van aard.

Het grootste gedeelte van het bewustzijn is het kenvermogen en is naar buiten gericht.
Iets willen betekent dat de wilsuiting als object van het zelfbewustzijn tot actie overgaat door een object van het kenvermogen(= motief) Dus wanneer er een motief van buiten komt uit het kenvermogen is het de vraag of de wil in het zelfbewustzijn vrij is om het te willen of niet.
De opmerking: ‘ik kan doen wat ik wil’ handelt over de betrekking tussen willen en handelen en dat is niet de vraag want het handelen is een gevolg van de wilsuiting. Dan heb je al ‘gewild’ om het even krom te zeggen.
De vraag is of die wil vrij is om te willen. Is de wil nu wel of niet afhankelijk van iets anders.

Schopenhauer gaat uitgebreid in op het feit dat planten door prikkels worden geleid; dieren door een motief want zij hebben al enigszins een bewustzijn en daar is de causaliteit tussen de wil en het motief heel direct. Het hier en nu.
De mens echter wordt geleid door de rede en zijn blikveld is vele malen breder. Dat omvat het heden, verleden en toekomst en zelfs het afwezige. De rede is ook in staat te overleggen.
Daardoor zijn de verbanden moeilijker te leggen; worden oorzaak en gevolg uit elkaar getrokken maar ze zijn er precies zoals bij planten en dieren.
Omdat oorzaak en gevolg uit elkaar getrokken worden raakt soms de oorzaak geheel buiten beeld en denkt de mens dat hij vrij is in het willen. Het is een illusie. Er is slechts een schijn van oorzaakloosheid wat een gevoel van vrijheid geeft.
Voor mij klinkt dit allemaal heel logisch.

Elk zelfbewustzijn is gebonden aan een karakter. Dat karakter is individueel en aangeboren. Genen waren toen nog niet bekend; Mendel leefde van 1822 – 1884 en Schopenhauer schreef dit essay in 1841 maar keek wel goed om zich heen. Hij schreef over erfelijkheid in een ander werk.

Het karakter is ook empirisch, we leren het alleen kennen door ervaring en het is constant. ‘Eens een dief, altijd een dief’.
Bijzonder vond ik wel zijn argumenten voor de verantwoordelijkheid.
In gesprekken over die vrije wil moest ik ook vaak toegeven dat het strafrecht op zijn gat lag. Want wie kan nu nog verantwoordelijk worden gehouden voor strafbare feiten wanneer je geen vrije wil hebt en je die feiten ‘noodzakelijk’ pleegt?
Schopenhauer heeft geen boodschap aan theologische implicaties maar als gelovige ontkom je niet aan je verantwoordelijkheid want God stelt ons verantwoordelijk.
Maar hoe gebeurt dat in ‘de wereld’?
Daar weten ze er ook geen raad mee want ik heb nog steeds niets vernomen van Thomas Muller, beschreven in dit berichtje die ooit een geldbedrag kreeg om het nu eens definitief uit te zoeken hoe het met die vrije wil zit.
Hier nog een berichtje over een vrije wil debat.

Juist bij de vrije wil komt volgens Schopenhauer de verantwoordelijkheidsstelling op de helling omdat er geen motieven zijn, er is geen fundament.
Iedere existentie vooronderstelt een essentie, oftewel: ieder zijnde moet ook iets zijn, een aard hebben. Deze aard staat vast. Zoals een kersenboom ook altijd kersen zal voortbrengen.
Dan zegt hij: ‘Strikt genomen impliceert de wilsvrijheid een existentie zonder essentie en dat is eigenlijk niets. De wilsvrijheid berust op een tegenspraak’. (p 69)
Iets wat niet bestaat kun je ook niet aantonen.

Bij de mens met zijn aangeboren karakter liggen de doeleinden in essentie vast. De middelen worden bepaald door uiterlijke omstandigheden en interpretatie. Die interpretatie hangt weer af van verstand en ontwikkeling.
Het kénnen is het medium van de motieven en is vatbaar voor permanente correctie. De wetgever stelt tegenover criminele motieven gewoon sterkere motieven in de vorm van sancties die wel altijd moeten worden uitgevoerd.
‘het Wetboek van Strafrecht is niets anders dan een lijst van tegenmotieven voor criminele handelingen’.
Wanneer je iets anders doet dan je meende te doen of je bent niet in staat de tegenmotieven te overzien dan ben je in moreel opzicht niet laakbaar.
Zo simpel is het. Of dat in de praktijk ook zo is waag ik te betwijfelen. Het zou interessant zijn om hem eens in de 21ste eeuw te laten kijken naar die verradicaliseerden met hun bomgordels.
Of naar mensen die geweldig goed kunnen liegen, de boel verdraaien en kunnen toneelspelen.

Aan het einde bespreekt en bekritiseert hij - soms heel hilarisch - nog een aantal filosofen die ook niet in de vrijheid van de wil geloofden met hun theologische implicaties. Natuurlijk ook Augustinus en Luther.
Schopenhauer geeft daarbij quotes die het probleem benoemen.
Augustinus: ‘de volgende vraag laat me niet los: indien de zonden hun oorsprong vinden in de ziel, die door God geschapen is, en de ziel dus een deel van God is, waarom worden die zonden dan niet via een kleine omweg aan God verweten?’
Helaas weet ik niet wat erop volgt in die geschriften want ik ben dan wel nieuwsgierig hoe Augustinus dit als gelovige oplost. Ook maar weer eens opzoeken.
Ook Luther benoemt het probleem met wat meer woorden op p 80:
‘Wanneer men instemt met de leer van de goddelijke alwetendheid en almacht, dan volgt daaruit vanzelfsprekend en ontegenzeggelijk, dat we niet door onszelf zijn gemaakt, niet uit onszelf leven of handelen, maar uitsluitend krachtens Zijn almacht [...] Gods alwetendheid en almacht zijn in flagrante tegenspraak met de vrijheid van onze wil. [...] Geen mens komt er onderuit te erkennen dat we niet uit vrije wil maar uit noodzaak worden wie we zijn, en dat we dus niet datgene kunnen doen waar we zin in hebben, op grond van de vrije wil, maar veeleer datgene wat God met ons voorheeft en met onfeilbare en onveranderlijke besluitvaardigheid en wilskracht uitvoert’.

Ik ben nog niet uitgedacht.

Des Menschen Thaten und Gedanke, wißt!
Sind nicht wie Meerses blind bewegte Wellen.
Die inn’re Welt, sein Mikrokosmus, ist
Der tiefe Schacht, aus dem sie ewig quellen.
Sie sind nothwendig, wie des Baumes Frucht,
Sie kann der Zufall gaukelnd nicht verwandeln.
Hab’ich des Menschen Kern erst untersucht,
So weiß ich auch sein Wollen und sein Handeln.

Uit Schiller’s ‘Wallenstein'.



woensdag 13 juli 2022

Er is geen vrouw die deugt


Een boekje met een bijzondere titel van de filosoof Arthur Schopenhauer. (1788 – 1860)
Eerder las ik van hem 'de vrijheid van de wil'.
Hij schreef dit boekje in 1851 en is onderdeel van ‘Parerga und Paralipomena, kleine philosphische Schriften’.
Het is een vertaling uit 1974.

De titel vond ik zo intrigerend dat ik nieuwsgierig werd. Wat beweegt iemand om hierover een boek te schrijven? Mijn wil om dit boekje te lezen werd danig geprikkeld.


  
Nu valt het allemaal wel een beetje mee want er is maar één hoofdstuk wat over de niet-deugende vrouw gaat. De rest zijn bespiegelingen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Veel interessanter.
Over opvoeden, onderwijs, filosofie uiteraard. Over godsdienst, zelfstandig denken. Over lawaai en luidruchtigheid: wat haatte hij de klappende zwepen van de koetsieren. Over politiek en geleerden. Over suïcide en over dromen.

Tijdens het lezen van deze 'Maarten van Rossum van de negentiende eeuw' moest ik toch wel vaak grinniken, net als bij de ‘echte’ en na eerst het nawoord te hebben gelezen begreep ik dat Arthur, met zijn knorrige aard, niet zo’n beste verhouding heeft gehad met zijn moeder. Tsja…en Freud verscheen pas in 1856 op het wereldtoneel.
Of dit hoofdstuk daardoor beter te verteren valt …..ach zolang je het met humor kunt lezen gaat het wel.  
Rüdiger Safranski heeft een boek over hem geschreven maar dat moet ik nog lezen, het ligt te wachten. Wellicht wordt het dan nog beter te begrijpen.
Waar ik zo om moet lachen:
‘Dat vrouwen zo geschikt zijn om ons in onze vroegste jeugd te verzorgen en op te voeden komt omdat zij zelf kinderlijk en dom en kortzichtig, in één woord hun leven lang grote kinderen zijn – een soort tussenstadium tussen het kind en de man, die de eigenlijke mens is.’[…]
‘Een man bereikt zijn verstandelijke en geestelijke rijpheid zelden voor zijn achtentwintigste jaar, een vrouw al met haar achttiende. Maar haar verstand is er dan ook naar: het is wel heel armzalig uit gevallen’.

Wat een schattige ouwe knorrepot is het toch. Heeft waarschijnlijk weinig ‘normale’ vrouwen in zijn leven ontmoet.
Wat wel weer in zijn voordeel pleit is zijn subtiele gevoel voor humor en cynisme.

Wat sprak mij het meest aan van de andere onderwerpen:
Dat de mens gedreven wordt door zijn – onvrije - wil tot leven had ik al ontdekt in zijn andere boek. Het eigenlijke zijnde voor Schopenhauer is ‘wil’.
Zijn ideeën over opvoeding en het onderwijs en om zelfstandig te leren nadenken in plaats van het kopiëren van andermans ideeën zijn het overdenken waard. Hij wijdt er ook meerdere stukjes aan.
Dat kwam en kom ik op fora ook wel tegen. ‘De mensen die zo vlijtig en haastig zijn, strijdvragen te beslissen door het aanhalen van autoriteiten, zijn eigenlijk blij wanneer zij, bij gebrek aan eigen verstand en inzicht, dat van anderen in het veld kunnen brengen.’
Ach, ik heb het ook wel eens gedaan. Je kunt niet alles weten en soms weten anderen het beter onder woorden te brengen dan jij.

Schopenhauer schrijft beeldend. Dat moet hij ook wel want hij heeft een uitgesproken mening over schrijven en stijl. Dat komt later. Eerst nog even over dat zelfstandig denken:
‘Zoals een omvangrijke, ongeordende bibliotheek niet zoveel nut afwerpt als een middelgrote die wel geordend is, zo is ook een grote hoeveelheid kennis die niet door ons eigen denken is verwerkt, veel minder waard dan een kleine hoeveelheid die wij zelf hebben doordacht.’
Daarom pleit hij ook in het onderwijs eerst voor het aanleren van vakken waarin niet zoveel fout kan gaan zoals wiskunde, natuurkunde, talen en geschiedenis. Die zijn gebaseerd op feiten. Pas op latere leeftijd de vakken als godsdienst, filosofie en algemene beschouwingen omdat ‘voor het krijgen van een kritisch vermogen rijpheid en ervaring nodig zijn’.
Het gevaar is volgens hem namelijk aanwezig dat leerlingen opgezadeld worden met teveel vooroordelen. ‘Daarom hebben zo weinig geleerden het gezonde verstand dat volkomen ongeschoolde mensen dikwijls wel hebben.’

In het verlengde hiervan: ’Geleerden studeren in de regel met het doel onderwijs te geven en te kunnen schrijven. Daarom lijkt hun hoofd op een maag-darmstelsel dat het voedsel onverteerd weer afscheidt. Hun onderwijs en hun geschrijf zal dan ook van weinig nut zijn.’

In zijn tijd was het kennelijk ook al niet best gesteld met de schrijverij:
‘Tegen het gewetenloze inkt vermorsen in onze tijd en de steeds hoger stijgende zondvloed van nutteloze en slechte boeken zouden eigenlijk de tijdschriften een dam moeten zijn. Onomkoopbaar, rechtvaardig en streng zouden zij al dat gepruts van onbegaafden, al dat geschrijf waarmee een leeg hoofd een lege buidel probeert vol te schrijven, dat is te zeggen negen tiende van alle boeken, genadeloos moeten afstraffen en daardoor consequent de schrijf manie en de afzetterij moet bestrijden, in plaats van die te bevorderen door in laaghartige verdraagzaamheid gemene zaak te maken met de schrijvers en de uitgever om het publiek van tijd en geld te beroven. […] daar komen al die jubelende recensies van slechte boeken vandaan waarvan de tijdschriften vol staan’.

Nu heb ik nog niet eens gehad over de godsdienst en het lijden in deze wereld. Schopenhauer is atheïst en vindt godsdienst iets voor kinderen. Wie nadenkt over openbaringen zal inzien dat het ook menselijke ideeën en gedachten zijn. Kuitert avant la lettre.  
Hoe Schopenhauer tot zijn ideeën is gekomen moet ik waarschijnlijk uit het boek van Safranski halen. Daar ben ik altijd benieuwd naar: hoe komen mensen tot hun overtuigingen die soms in steen lijken te zijn gebeiteld.
Zo schrijft hij: ‘Hij (God) zou dus een zwak, aan de zonde onderworpen geslacht uit het niets tot aanzijn hebben geroepen om het daarna over te leveren aan een kwelling zonder einde.’

Een vraag van formaat. Zeker, maar – voor mij – toch geen reden om de godsdienst de rug toe te keren zonder te zoeken naar antwoorden? Desnoods je hele leven?
Schopenhauer vindt deze wereld al erg genoeg, ‘zij is het vagevuur, de hel, en aan duivels ontbreekt het er niet. Men hoeft er maar op te letten wat mensen elkaar soms aandoen, met wat voor ingenieuze folteringen de een de ander doodmartelt, en zich dan af te vragen of duivels het beter zouden doen.’
Soms heeft hij wel een beetje gelijk. l’Enfer, c’est les autres.
En toch deugen de meeste mensen wel weer.  Het is maar hoe je het bekijkt.
In ieder geval heb ik het met plezier gelezen.

Ok: nog een uitsmijter:
‘Geld is het menselijke geluk in abstracto; wie het geluk niet in concreto kan genieten, zet dus al zijn zinnen op geld.
 

 

donderdag 18 juli 2019

De vrije wil bestaat (niet)



Wat is de techniek toch schitterend. Lees ik op een Italiaanse camping mijn mail en zie de aanbieding van filosofie.nl van een Filosofie magazine ‘special’ over de vrije wil. Dat is toch wel interessant…
Via mijn slimme phone betalen en bij thuiskomst ligt ie op me te wachten.

Verschillende hotemetototen doen hun zegje en als conclusie kom ik weer tot de ontdekking dat er vóór en tegenstanders zijn van de vrije wil en dat ik de argumenten van de tegenstanders overtuigender vind.
In het hele magazine ben ik de naam van Schopenhauer niet tegengekomen. Wel zijn gedachtengoed wat mij zo aansprak.




Daniel Dennett bijvoorbeeld: ‘Ik ben het met Lamme en Swaab eens dat een vrije wil die losstaat van de keten van oorzaken niet bestaat’.
Maar om pragmatische redenen moeten mensen er toch maar in blijven geloven. Omdat wanneer het geloof in de vrije wil afneemt, mensen eerder geneigd zijn om ‘vals te spelen’ en het verzwakt hun vermogen om het lot over hun leven in eigen handen te nemen.
Moraalfilosoof Jan Verplaetse vindt dat weer flauw. Je kunt niet geloven in iets dat er aantoonbaar niet is. Hij pleit voor de afschaffing van de schuld.
Hij is meer van het laten zien wat de consequenties zijn van bepaald gedrag en het zoeken naar maatregelen. Het is geen straf meer wat volgt op schuld maar we nemen maatregelen om te voorkomen dat het nog een keer gebeurt.
Ik vraag me af of dit geen verzachtend woordspelletje is en ook of ons strafrecht al niet die kant op gaat.
Wat ik bij hem ook uit het gedachtengoed van Schopenhauer herkende: ‘Als de vrije wil zou bestaan, zou er ergens iets moeten zijn dat niet aan die touwtjes vasthaakt. Maar daar is geen enkele aanwijzing voor.’
Met ‘touwtjes’ bedoelt hij iemands genen, opvoeding, neurale processen en omgevingsinvloeden.
En nog iets wat me wel aansprak: ‘Mensen wijsmaken dat ze zelf de kracht tot veranderen bezitten, als ze maar hard genoeg willen is misplaatst voluntarisme, even ergerlijk als mensen die alle schuld en verantwoordelijkheid op anderen afschuiven.’
Het lijkt wel Christelijk gedachtengoed. *grinnik*
Ik weet helemaal niets over Verplaetse maar het is wel geinig wanneer men los van religieus gedachtengoed tot dezelfde conclusies komt. Je had je een hoop tijd kunnen besparen, denk ik dan.

Volgens Sam Harris : 'Wanneer we niet geloven in een vrije wil vermindert dat onze wreedheid en voelen we meer mededogen.'
Hij noemt vijf voorbeelden van gebeurtenissen waarbij een vrouw wordt doodgeschoten.
1. Door een 4- jarige die speelt met het pistool van zijn vader.
2. Door een 12- jarige die slachtoffer is van lichamelijke en emotionele mishandeling.
3. Door een 25- jarige die als kind ook werd mishandeld en nu zijn vriendin doodt als zij hem in de steek laat voor een ander; een ‘crime passionel’
4. Door een 25- jarige met prima opvoeding die een, voor hem onbekende vrouw doodschiet omdat hij dat leuk vindt.
5. Door een 25- jarige met prima opvoeding die een, voor hem onbekende vrouw doodschiet om dat hij dat leuk vindt maar een hersentumor heeft in zijn mediale prefrontale cortex.

In al deze gevallen oordelen we anders. We oordelen het hardst wanneer iemand de bewuste intentie heeft om een ander pijn te doen. Maar kan iemand er wat aan doen dat hij met een psychopathische inslag geboren wordt?
Een reclasseringsvriend zei het eens zo: het verschil tussen een crimineel en mijzelf is flinterdun. En hij kneep zijn duim en wijsvinger tegen elkaar. Hij begreep.
We hebben vaak zo’n drang tot vergelding dat we onderliggende oorzaken van het menselijk gedrag wensen te negeren. Maar Harris geeft ook toe dat vergelding een moeilijke, diep ingewortelde psychologische behoefte is.
‘Het lijkt in elk geval duidelijk dat een verlangen naar vergelding, voortkomend uit het idee dat ieder individu een vrije doener is die zelfstandig denkt en handelt, gebaseerd is op een cognitieve en emotionele illusie – en een morele illusie in stand houdt.’

Verder in het magazine nog een interview met vrije wil aanhanger Marc Slors, waarvan ik het boek ‘dat had je gedacht’ in mijn boekenkast heb staan. Gezien de streepjes ben ik er ook in begonnen maar ze houden al snel op, dus heb ik het niet uitgelezen. Wel heb ik nog nagekeken of Schopenhauer in zijn ‘noten’ voorkomt voor één of andere boeiende weerlegging. Helaas.
Er staan nog meer leuke essays en interviews in over creatief zijn, over het onbewuste, over het al dan niet bestaan van de ziel, over mannen en vrouwenbreinen en veel tips voor boeken over deze materie.

vrijdag 31 maart 2017

Boekenweek


Naar aanleiding van de boeken week die weer begonnen is en inmiddels bijna weer geëindigd, zocht ik naar krachtige uitspraken óver boeken en lezen want met het onderwerp van de Boekenweek heb ik niets: verboden vruchten.
Grappig om tot de ontdekking te komen dat er ofwel heel positief ofwel heel negatief over lezen en boeken werd en wordt geschreven en gedacht. Het lijkt mijn huwelijk wel.

Een paar tegenstrijdige op een rij:
‘Het is beter een mijl te reizen dan om duizend boeken te lezen.’
Confucius 551 - 479 BC
Chinees filosoof

‘Wie smaak vindt in het lezen van goede boeken, is bij machte om de eenzaamheid te dragen, waar dan ook en met groot gemak.’
Mahatma Ghandi 1869-1948
Indiaas politicus

‘..van vele boeken te maken is geen einde, en veel lezen is vermoeiing des vleses.’
Prediker 12
Salomo(?)

‘Sommige boeken moeten worden geproefd, andere moeten worden opgeslokt, en slechts enkele moeten worden gekauwd en verteerd.’
Francis Bacon 1561-1626
Engels filosoof en staatsman

‘Boeken verjagen de onwetendheid, de bewaker en de hoeder van de goed gecontroleerde staten’
Voltaire 1694 - 1778
Frans filosoof en schrijver
‘Er zit meer filosofie in een fles wijn dan in alle boeken.’
Louis Pasteur 1822-1895
Frans wetenschapper

‘Er zijn twee motieven om een boek te lezen: het ene, om er van te genieten; het andere, om er over te kunnen opscheppen.’
Bertrand Russell 1872 - 1970
Engels Filosoof, wiskundige en Nobelprijswinnaar literatuur

‘Alle boeken zijn in twee klassen te verdelen: boeken van het moment en boeken voor altijd.’
John Ruskin 1819-1900
Engels recensent

‘Een klassiek werk is een boek dat de mensen wel prijzen, maar nooit lezen.’
Ernest Hemingway 1899 - 1961
Amerikaans schrijver en Nobelprijswinnaar literatuur

Behalve die van Russell vond ik deze van Schopenhauer, Duits filosoof 1788-1860 de mooiste:
‘Lezen is denken met andermans hoofd.’

dus ....wanneer je wilt dat mensen jouw gedachten kennen moet je schrijven én gelezen worden want gewoon luisteren is voor veel mensen een te grote opgave geworden.
Van Schopenhauer ligt een boekje te wachten over de vrije wil. Volgens een docent is dit het meest dichtgetimmerde essay over de gedachte dat we geen vrije wil hebben. Daar ben ik dan best wel nieuwsgierig naar.
Komt dat even goed uit, want april is altijd de maand van de filosofie.
Dit jaar met als thema: ‘over de grens’




dinsdag 18 augustus 2020

Dark


Een Netflixserie over tijdreizen. Dus science fiction. Altijd leuk, al vond ik dit wel een moeilijk te volgen verhaal. 

De geschiedenis speelt zich af in het stadje ‘Winden’ ergens in Duitsland. (neem ik aan want ze spreken Duits)  Er zijn vier families die de hoofdrol spelen en dat is al lastig genoeg; zeker wanneer er ook nog cyclussen van 33 jaar opgevoerd worden. Het jaar 2019, 1986 en 1953 met hun personen in verschillende leeftijdscategorieën .
‘Het einde is het begin en het begin is het einde.’
Het zijn de families Khanwald, Nielsen, Tiedemann en Doppler.
In dat stadje staat een kerncentrale. Gebouwd in 1953.



Het verhaal begint met de zelfmoord van de vader van Jonas Kahnwald gevolgd door het verdwijnen van Mikkel Nielsen in 2019. Mikkel is het broertje van Martha en Magnus.
Drieëndertig jaar eerder is er ook al een jongen verdwenen: Mads Nielsen, zijn ‘oom’; broertje van zijn vader Ulrich. Het blijft Ulrich steeds maar dwars zitten en is politieagent geworden om dit soort zaken beter te kunnen aanpakken.
Dit alles gelardeerd met regen en een sombere sfeer die versterkt wordt door de muziek.
De kerncentrale is gebouwd in 1953 boven een heel gangenstelsel waar nu o.a. afval is opgeslagen.

Kinderen spelen daar graag, lekker spannend. Jonas vindt tekeningen daarvan met allerlei vreemde aanwijzingen en gaat op onderzoek uit. Er blijkt een deur met tekens te zitten. Een rood koord ( de draad van Ariadne?) wat je kunt volgen en dan blijkt dat je via het koord, door de deur in een andere tijd kunt komen. Dan wordt het nog boeiender want dan kun je gebeurtenissen in de tijd gaan beïnvloeden.  Kan Jonas bijvoorbeeld de zelfmoord van zijn vader voorkomen? Kan de klokkenmaker met zijn eigen gebouwde apparatuur zijn verongelukte zoon, schoondochter en kleinkind kan terughalen? Kan Ulrich zijn broertje vinden?
Iedereen heeft wel iets wat hij/zij graag anders zou willen hebben zien gaan.

Dat is denk ik de rode draad in het verhaal: kun je, teruggaand in het verleden, het heden beïnvloeden? Maar wordt het dan beter? Zijn wij mensen daartoe in staat?
Dan is er nog de dreiging van de Apocalyps op 27 juni 2020 en Noah die in opdracht van Adam een schimmige rol speelt.
Adam, de oude Jonas wil alles vernietigen, de mensheid is slecht;  ‘Eva’, de oude Martha is daar faliekant tegen. Ze leven in twee werelden, maar komen erachter dat ergens gezamenlijk je schouders onder zetten toch wel handiger is.
Hoe de oude Jonas = Adam aan dat gezicht vol littekens komt wordt niet duidelijk.

Er komen ook filosofische kwesties naar voren. Dat is wel leuk. Het derde seizoen begint met een quote van Schopenhauer: “De mens kan doen wat hij wil maar hij kan niet willen wat hij wil.”

Het is een ingewikkeld verhaal en er zitten nogal wat lossen eindjes aan. En een zeer storende fout die niet hersteld wordt. Of ik begrijp het niet, dat kan ook. Maar het is toch vreemd wanneer Elizabeth Doppler doof is en zich uitdrukt in gebarentaal en in een andere, na-apocalyptische tijd – die ik ook niet snap-  gewoon kan praten en haar zus Franziska in gebarentaal spreekt.

Dan is er nog iets met muntjes waar de heilige Christoffel opstaat. De beschermheilige van  reizigers.
Ook de gele regenjas, in de eerste helft van de serie gedragen door Jonas; de tweede helft door Martha zal wel iets te zeggen hebben wat mij ontgaat.
De verwondingen van de vermiste kinderen, die op een gegeven moment gevonden worden, begrijp ik ook niet.
Het roze huis waarin alles begint heeft de trap naar boven de ene keer links en de andere keer rechts zitten. Ik heb nog gepoogd of dat ligt aan de familie die er woont, maar dat werd niks. Dan mis je weer teveel van het verhaal.
Lastig is ook die verschillende leeftijden van de personages, die door andere acteurs worden gespeeld. Ze hebben wel geprobeerd om het duidelijk te maken in haardracht en schrammen maar dat is maar gedeeltelijk gelukt.
Ik concludeer dat er teveel ingestopt is om het echt bevredigend te kunnen volgen.

Es war alles ziemlich dunkel.

Gelukkig kunnen we wel concluderen dat die Apocalyps op 27 juni niet doorgegaan is.

woensdag 27 februari 2019

Willen sterven



Ondertitel: Over autonomie en het voltooide leven. Dat laatste zet van Tongeren steeds tussen aanhalingstekens omdat leven niet bij leven voltooid kan zijn.
Geschreven door Paul van Tongeren (1950) in 2018 uitgegeven en hoort bij de beste vijf, die dingen naar de Socratesbeker. Eind april, in de maand van de filosofie, horen we of dit essay gewonnen heeft.

Dit essay is een uitwerking van zijn Thomas lezing in Leuven in 2017.
‘Wat wil iemand die zegt dat hij/zij dood wil?’

Meteen moet ik denken aan Camus: ‘Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie.’


Van Tongeren waagt zich hieraan omdat deze vraag bijna niet gesteld wordt in het debat over euthanasie en hulp bij zelfdoding. Hij zet dit vooral in de context van ‘voltooid leven’ en beslist niet bij het lijden wat veel mensen moeten ondergaan.
Hij zet het in de context van 'niet willen' en niet van 'niet kunnen'.
De initiatiefwetten die door D66 in 2016 zijn gemaakt met die vage leeftijdgrens van 75 jaar zijn voorlopig uitgesteld. Er moet meer onderzoek komen.

Het antwoord op de vraag lijkt ook niet moeilijk: gewoon, niet meer leven. Het is genoeg geweest.
Maar kán een mens dood wíllen? En wat betekent die ‘wil’ dan?
Kan ik het me voorstellen niet te zijn. En hoe kun je dat dan willen.
Het is vooral een filosofische kwestie.
Maar er komen inderdaad dingen naar boven door op deze manier te denken waar door voorstanders niet over nagedacht is of welbewust op afstand gehouden.
Door voorstanders wordt ook niet nagedacht over het voorkómen van deze wens. Ze hebben het druk met hun autonomie.
(Het ‘.nu’ van de stichting uitvrijewil is eigenlijk ook wel tekenend.)
Dát is gelukkig opgepikt door Segers van de Christenunie, Slagter van omroep Max en Vanderkaa van een seniorenbond. Zo las ik gisteren in de krant.
Er is nog iets wat door denkers naar voren is gebracht en wat voor mij ook zwaar weegt: de naïviteit om te denken dat mensen niet kunnen worden beïnvloed door de maatschappelijke druk.
Het zich schuldig gaan voelen wanneer een steeds groter beroep gedaan moet worden op familie en/of omgeving. En de toestanden in sommige verpleeghuizen helpen ook niet echt mee om het leven nog een poosje te omarmen.

In ieder geval: die wil. Die is complex zo heb ik dat ook al ontdekt.
De wil is een product van onze (de producent) gevoelens en gedachten. Een effect en geen oorzaak.
En wij maar denken dat wanneer we iets willen, het uit onszelf komt.
Maar daarover heb ik al genoeg geschreven.

In de kwestie ‘voltooid leven’ willen we iets, maar dat iets is niets. Dat geldt trouwens niet voor gelovigen!
Hoe kun je ‘niets’ willen.
Van Tongeren gaat te rade bij Augustinus en o.a. Hannah Arendt. Voor mij geen onbekenden meer. De oude Grieken kenden geen omschrijving van de wil. Die vinden we voor het eerst bij Paulus (vind ik ) en Augustinus (vindt van Tongeren) maar Augustinus heeft het nog nergens over autonomie.
Het kwaad als kwaad zoals wij dat kennen was er ook niet; mensen doen kwaad omdat ze niet beter weten. Zo dacht men. Augustinus beschrijft voor het eerst het kwaad om het kwaad. Een verkeerde gerichtheid van de wil. Naast verlangen en de rede kent de mens ook de wil. En dan gaat het niet over wensen maar over besluiten.
Willen is het recht opeisen om zelf je eigen wil te bepalen.

Doet mij ook weer denken aan Schopenhauer : is je wil vrij om te willen? Of is de wil ook regelmatig in strijd met zichzelf zoals Augustinus al schreef. Velle en Nolle; bij Hannah het ‘willen’ en ‘nillen’ en de strijd die dat met zich mee kán brengen.
Van Tongeren ontdekte dat oudere mensen vaak geen zin meer hebben om maar iets te doen of te ondernemen en zich daardoor terugtrekken uit het openbare leven. Mensen ontdekken hun onvermogen om hun leven nog vorm te geven en dan verschijnt de stervenswens.
Dat wordt door het burgerinitiatief: ‘uitvrijewil’ ook benoemd: ‘omdat zij lijden ten gevolge van bijvoorbeeld het verlies van partner en dierbaren, verlies van zinvolle contacten, door vermoeidheid en apathie zonder dat daarvoor een medische grondslag is aan te wijzen, biedt deze (huidige) wet echter geen oplossing.’
Maar is de oplossing de onomkeerbare keuze voor de dood?
Of is het een vorm van verzet? De eis van de wil om de eigen wil te bepalen. Dat valt samen met autonomie.
En is dat niet een wantrouwen richting de medemens?
Ik moet opeens denken aan de periode na de geboorte van onze eersteling. Ik was zeer overtuigd van het nut van borstvoeding maar dat werd een pijnlijk gebeuren met kloven. Zo erg dat ik wilde stoppen. De verloskundige was echter een fanatiekeling op dit gebied en bleef maar aandringen om door te gaan en hem vaker aan te leggen. Ik wilde juist minder vaak aanleggen om de borsten de tijd te geven om te genezen. Ik voelde me gedwarsboomd in mijn wil en eiste stopzetting. Het was verdeurie mijn lijf en mijn kind.
Stiekem niet helemaal; na haar laatste bezoek ben ik zelf voorzichtig weer begonnen zonder druk van buitenaf en op mijn eigenmanier. Hij heeft borstvoeding gehad tot hij overging op de gewone hap. Bij zulke dingen kan dat, bij de existentiële vraag over leven of dood niet.

Wat wil iemand dus écht wanneer hij/zij zegt te willen sterven. En wat moeten we daarmee? Hoe help je iemand die hulp als aantasting van zijn/haar waardigheid ervaart.
Waarom voelen mensen zich beter wanneer dat middel op hun kastje staat? Dan geeft die ‘autonomie’ toch een gevoel van rust.
Maar hebben we dat onszelf niet op de één of andere manier wijsgemaakt en aangeleerd. Als kind begint het al: zelf doen.
Want geboorte of begraven worden; we doen er zelf niets aan. Zelfs aan veel van wat ons in het leven overkomt doen we zelf niets al hebben we vaak een ander idee daarover.
Waarom laten we dat einde niet komen met wat meer vertrouwen?
Of – denk ik - is deze hele kwestie misschien een evolutionaire ontwikkeling? Vinden we het over vijftig jaar heel gewoon.
Maar waarom grijpt het ons dan zo aan?

Nee, er komen geen antwoorden. Die heeft van Tongeren ook niet. Maar hij geeft denkstof genoeg.



donderdag 29 december 2016

Het kwaad


of het drama van de vrijheid (Duitse ondertitel)
Geschreven door Rüdiger Safranski in 1997. Ik las een Nederlandse vertaling uit 2011.

Als filosoof schreef hij meer over personen dan over begrippen. Ik kwam hem op het spoor doordat hij genoemd werd in het boek ‘waar komt het kwaad vandaan’ van Dr. A.H. van Veluw (voornamelijk p. 117 - 126) en omdat er tijdens mijn colleges filosofie over werd gesproken.
Deze filosoof is gemakkelijker te volgen. (de materie niet)
Misschien moet ik me ook eens wagen aan zijn biografieën over Heidegger en Nietzsche.
Hoewel ik geen idee heb van zijn al dan niet religieuze status schrijft hij heel leerzame dingen over de geschiedenissen in de Bijbel.
Hij belicht de verhalen van een andere kant en dat geeft eye-openers die ik eens nader wil onderzoeken. Later.
Fascinerend is wel dat zowel Hannah Arendt als Safranski, als atheisten/ agnosten teruggrijpen op de Bijbel. Kennelijk is het één en ander in dit ondermaanse mét de Bijbelse verhalen beter te verklaren dan zonder.
Waarom snapt de rest van de a(nti)theïstische mensheid dan niet hoe waardevol die verhalen zijn?

In ieder geval: hij probeert lijnen te trekken door de geschiedenis heen om het kwaad in de wereld te verklaren.
Nee, meer begrijpelijk te maken, inzicht te geven. Hoe werd er over gedacht door de eeuwen heen door grote filosofen, leiders en schrijvers. ( ik kwam o.a. Cees Nooteboom tegen)
Waar komt het vandaan, moeten we het maar accepteren? Komt het uit onszelf of is het een strijd tussen goede en kwade machten met de mensheid als inzet?
Safranski bespreekt vooral het ‘morele kwaad’. Het kwaad dat mensen elkaar aandoen.
Natuurlijk kwaad wordt alleen kwaad genoemd wanneer er mensen bij betrokken zijn. Raar is dat.
Een onbewoond eilandje wat door een tsunami verdwijnt: het haalt de voorpagina’s niet. Niemand die zich druk maakt behalve misschien iemand van Greenpeace. En dan nog alleen wanneer het op langere termijn bedreigend zou zijn voor de mens.
Bewijst wel datgene wat wij kwaad noemen en de mens met elkaar te maken hebben.
Het hoort bij de vrijheid van de mens. ‘Het drama van de vrijheid’.
Hij is voorstander van de vrije wil.

Safranski begint in het oude Egypte, de Griekse en Joodse/ Bijbels wereld en vervolgens de westerse denkwereld. Alle grote namen worden besproken: Augustinus, Leibnitz, Schelling, Schopenhauer, Hobbes, Hegel, Kant, Rousseau, de Sade, Nietzsche, de existentialisten, Freud en Hitler.
Ja, er bestaat kwaad om het kwaad. De diepste duisternis. Ik hoef maar aan Omran te denken.
Al zal degenen die erop worden bevraagd er wel een reden aan weten te geven denk ik zo.
Hij betrekt ook de kunst erbij omdat religie en kunst beiden producten zijn van de verbeeldingskracht. (of religie echt enkel een product is van de kracht van de verbeelding laat ik even rusten)
‘Het romantische geloof in kunst (van ná de Renaissance) wil het onmogelijke. Het wil met raffinement terug naar de naïviteit, met als resultaat dat de plaats van de oude substanties, het spiegelkabinet van de verdubbelingenzijn intrede doet: het gevoel van het gevoel, het geloof in het geloof, de gedachte aan de gedachte. Iedere emotionele opwelling beziet zichzelf’.
Dat is ook iets waarvan we tijdens onze zoektocht naar kunst in onze kerken ons zeer bewust waren en wat ons bezighield.
Ook kunst is vatbaar voor de dreiging die uitgaat van het niets van de zinloosheid.’
Hij schrijft heel veel zinnige dingen die het waard zijn om te overdenken.

Aan het einde van het boek, in de coda, stelt Safranski de vraag of ‘we niet allang machteloos vast zitten in een lawine die onstuitbaar het dal in dendert.’
Ik denk van wel. We zijn echt niet ‘vrij’.
Na de ‘dood van God’ is het de beurt aan de mens. Juist door zijn logica. Misschien niet in natuurlijke zin maar dan toch geestelijk.
Toen ik ooit op een Intensive Care werkte en over een bed hing met een (slapende) patiënt om allerhande apparatuur aan te sluiten, had ik een gesprekje met een chirurg. Hoe mooi al die technieken toch waren. Levensreddend.
“We moeten wel zorgen dat we de techniek de baas blijven” zei hij. “Wanneer de techniek over ons gaat heersen....daar wil ik liever niet aan denken”.
Inmiddels gaan we aardig die richting uit. En wie is zich daarvan bewust?
Zou dat ook de vaak onredelijke ‘angst’ of afkeer verklaren van veel mensen voor DE wetenschap? Hoe meer ik daarover nadenk hoe logischer dat weer wordt. Maar kun je de rollercoaster waar we inzitten vertragen of stilzetten door tegen de wetenschap te (blijven) ageren? Lijkt mij niet.
Geloven is niet logisch en veroorzaakt daardoor een breuk met het ‘werelds’ denken.
Het is wel levensreddend.



zaterdag 1 december 2012

Bij veel mensen ziet men dat het kijken gewoon de plaats van het denken heeft ingenomen.

A. Schopenhauer
filosoof 1788 - 1860

dinsdag 15 november 2016

Willen III


De wil en het verstand
hoofdstuk 11 en 12 uit het boek

Thomas van Aquino en Johannes Duns Scotus.

Ik krijg dringend behoeft aan een systematische filosoof. Ik realiseerde me dat toen de docent enkele steekwoorden van Aquino en Duns Scotus naast elkaar op het bord zette.
Wanneer zulke filosofen niet bestaan moeten ze per direct uitgevonden worden.
Wát bedenken die mannen, waarom/waardoor en waarom vindt Hannah juist deze interessant met betrekking tot haar eigen ‘wils’ filosofie en niet bijvoorbeeld Schelling en Schopenhauer die daar ook over nagedacht hebben.
Misschien zijn ze niet voor een vrije wil maar dat zou dan toch juist interessanter kunnen zijn.
En waarom schrijft ze dat niet schematisch op; eerst wat de bewuste mannen denken en waarom en daarna waarom ze het ermee eens is of niet. Het leven kan zo veel gemakkelijker.
In dit boek gaan wél conclusies volgen dus dat zal misschien gaan verhelderen.
Even geduld nog.

Aquino leefde achthonderd jaar na Augustinus. Hij was monnik en we moeten er ons van bewust zijn dat hij boekenwijsheid te berde bracht want hij zat in een klooster.
Augustinus schreef uit ervaring en Anselmus van Canterbury was - tweehonderd jaar vóór Aquino -de laatste die dat ook deed. Vandaar de naam ‘scholastiek’ voor het tijdperk van de boekengeleerden. Het tijdperk van redeneren en autoriseren van oude citaten .
Aquino is bekend geworden om zijn ‘Summa’ waarvan ik alleen de passages over de vrouw heb gelezen. Het is een systematisch geheel van opgestelde vragen en de doordachte antwoorden van Aquino. Geënt op de ‘dialogen’ van Plato denk ik. Net zoals onze 'Heidelberger' en 'Wentsel's catechismus'

Aquino onderscheid drie soorten van noodzakelijkheid:
de absolute, de relatieve en de onderdrukking. De laatste is opgelegd; wordt verder niet besproken.
Hij onderscheid twee bevattingsvermogens:
het verstand (de universele rede) en de (bijzondere) rede.
Hieraan beantwoorden twee vermogens:
de wil en de vrije keuze.
Met de universele rede stemmen we in met de directe logica, zonder bewijsvoering. Deze is van nature contemplatief, passief.
Met de bijzondere rede trekken we besluiten uit universele proposities en inherent hieraan is dat de geest zich inspant, actief.
Deze inspanning wordt gevoed door het geloof, want het schepsel wil kennis verwerven over het ware Zijn.
Van de drie vermogens van Augustinus raakt het ‘herinneren’; wat aan het verleden bindt, buiten beeld en blijven er twee over: het willen en het weten/ verstand.
Voor Aquino is het verstand het meest nobel. Want het verstand reikt aan wat er te willen valt.
De juiste volgorde van handelen is : het vatten van het doel, dan het overleg over de middelen en daarna de begeerte naar die middelen.
Aquino’s eerste beginsel is het Zijn (existentie). Het Zijn kent het verstand als geheel. Het ultieme doel van het verstand is om altijd te bestaan en houdt daarom de begeerten in toom. Het verstand richt zich op het Zijnde en vindt zijn hoogste doel in het contemplatief aanschouwen van God.
Duns Scotus geeft aan de wil de hoogste credits, in tegenstelling tot Aquino. De wil is niet gebonden aan het verstand. Het verstand dient de wil. Duns Scotus onderscheid de natuurlijke wil , die de natuurlijke neigingen volgt en de vrije wil. Aangezien Hannah ook van de vrije wil is begrijp ik nu dat ze deze filosoof voor het voetlicht brengt.
Het is de wil die de menselijke geest instaat stelt zijn beperkingen en eindigheid te overstijgen.
Het is de wil die weerstand kan bieden aan begeerten en de dictaten van het verstand en daardoor is de wil vrij. Er is één restrictie: de wil kan het Zijn niet ontkennen. De wil kan het ‘Niets’
zich niet voorstellen.
En de liefde maakt een wil tot een goede wil.

Door de ‘contingentieleer’ van Duns Scotus - het is, maar het had ook anders kunnen zijn - ‘kan hij nauwkeuriger aangeven, in welke zin de wil van de mens zijns inziens vrij is, namelijk in die zin dat de mens op elk tijdstip kan kiezen uit alternatieve mogelijkheden’. (deze laatste zin heb ik uit het boek “Oriëntatie in de filosofie” van Prof. Dr. Gijsbert van den Brink.)
God, waarnaar de mens geschapen is, had ook andere werelden kunnen scheppen, Hij was daar vrij in. Uit die contingentie volgt dat alles wat is, mogelijk ook niet had kunnen zijn, behalve Godzelf.
Duns Scotus was met deze filosofie enig in zijn soort volgens Hannah maar is niet op waarde geschat.
De prijs voor de vrijheid van de wil ligt daarin dat de wil ook in vrijheid kan haten en daar een zeker genot uit kan halen. De wil tot macht van Nietzsche bijvoorbeeld. Komt later.

Ik ben het wel eens met Duns Scotus en Hannah dat de wil een bijzonder fenomeen in de schepping is. Maar dat is de mens in zijn geheel. Geschapen naar Gods beeld zoals ze ook zegt op p.171 en zeer goed. We hebben kennelijk iets méér dan dieren en engelen. De mogelijkheid om te willen en te ‘nillen’ met alle complexiteit die dat met zich meebrengt.
Dat God behalve een concreet ook een ‘contingent handelende’ entiteit zou zijn, dat zou kunnen, ook al is dat volgens mij een aanname. Hij handelt, maar zou ook anders kunnen handelen. Hij anticipeert op het menselijk handelen. Omdat Hij alwetend is. *
De mens heeft de illusie dat hij vrij is om beslissingen te nemen, maar - zo denk ik - er gaan altijd argumenten aan die beslissingen vooraf. En vooraf aan argumenten zijn er breinprocessen. Deze processen komen niet uit de lucht vallen enz…enz…
Zoals ik al eens eerder schreef: Wanneer iemand het hart van de mens kent is het een ‘koud’ kunstje om aan de touwtjes te trekken zonder dat die iemand dat in de gaten heeft.
In het slechte geval heet dat manipuleren maar omdat ik in de goedheid van een Almachtig Wezen geloof ga ik uit van Zijn goede bedoelingen.
In de ‘toevalligheid’ van Duns Scotus geloof ik niet.
Aan het einde van het hoofdstuk komt warempel een reden waarom Hannah Duns Scotus heeft behandeld: ‘Het aantreffen van oorspronkelijke nieuwe inzichten, die waarschijnlijk allemaal uitgelegd kunnen worden als de speculatieve voorwaarden voor een filosofie van de vrijheid.
Er is maar één filosoof die hem in dit opzicht kan evenaren en dat is Immanuel Kant.



*
En dan vind ik dit bij Emanuel Rutten:
‘Een vrije wilsact is namelijk per definitie zelfverklarend. Nu is echter een contingente concrete entiteit niet zelfverklarend. De entiteit in kwestie had er immers niet hoeven zijn.
We concluderen dus dat de wereldgrond een noodzakelijk bestaande concrete entiteit moet zijn die de wereld voortbracht op grond van een vrije wilsact. De grond van de wereld is dus een noodzakelijk bestaand en vrij subject. Nu veronderstelt vrijheid bewustzijn. Een onbewust subject kan immers niet vrij zijn. De wereldgrond is dus een noodzakelijk bestaand, vrij en bewust subject. Dus God bestaat.’


En daar gaat de contingentie weer op de schop.
(16-11-16)Nee, dat zeg ik niet goed: Het contingent handelen is iets anders dan contingent zijn.
God is vrij omdat hij in Zichzelf de oorzaak is. Maar de wereld is contingent als act van God.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene voor mijzelf enigszins in overzichtelijke brokken samen te vatten.
De quotes van Hannah in het plaatje hebben niet noodzakelijke iets te maken met de tekst.



dinsdag 29 mei 2012

‘Das Genie wohnt nur eine Etage höher als der Wahnsinn.’
Arthur Schopenhauer (1788-1860)

dinsdag 6 december 2016

Willen IV


Conclusies

Even terugkomend op de contingentie van Duns Scotus. Ik merk dat contingentie vaak met toevalligheid wordt vertaald. Voor mij is contingentie iets anders dan toevalligheid.
Toeval is voor mij iets wat totaal onverwacht uit de lucht komt vallen. Contingentie heeft te maken met een (wils)act die ook heel gefundeerd anders zou kunnen.
Tijdens de les kwam Duns Scotus nog even langs omdat voor hem er altijd dingen blijven die onherleidbaar zijn. Ik vraag mij af of die dingen dan werkelijk onherleidbaar zijn of dat we de herleiding niet kunnen zien en/of formuleren. Misschien zelfs ons helemaal niet bewust zijn, maar die in de ongeziene/onwetende werkelijkheid heel logisch kan zijn.
Ja, ik doe alles om niet te hoeven erkennen dat we geen vrije wil (zonder meer) hebben.

In de hoofdstukken ‘conclusies’ worden nog een paar filosofen onder de loep genomen van Duitse origine.
Ja, en daar komen Schelling en Schopenhauer ook voorbij, zij het wat zijdelings. Voornamelijk gaat het over Nietzsche en Heidegger.
Nietzsche: de hypothese (!) van de eeuwige terugkeer is weer een cyclische denken in plaats van lineair waarin het vertrekpunt en het doel vast liggen. Bij dat laatste kun je namelijk niets ‘terug’ willen. Dan is het verstand voortdurend met de waarom vraag bezig en is er geen vrijheid.
Wanneer je cyclisch denkt ligt er niets vast. Nietzsche vindt – als ik het goed begrijp- je pas een übermensch wanneer je cyclische denkend kunt accepteren dat alles zich steeds weer eindeloos herhaalt. Wanneer je die druk op je handelen voelt en toch niets méér wilt sta je pas op goede voet met jezelf. Deze gedachte is alomvattend maar ook nihilistische en dan tegelijkertijd juist weer macht hebbend over dat nihilistische. Wanneer je die wil tot die macht hebt is de gespletenheid van de wil weer geheeld. Er is geen wil meer. Een vrije wil is voor Nietzsche een ‘aan de natuur van de mens inherente illusie’(p 211)
En wèg is Hannah’s pluraliteit, wanneer er geen nieuw begin meer mogelijk is en alles zich eindeloos herhaalt.

Heideggers uitleg van Nietzsche volgens Hannah (om het even ingewikkeld te maken):
De gedachte van de wil tot macht is niets anders dan ‘de wil om te willen’ en is in zichzelf destructief want het is een totalitaire beweging. De ultieme ‘Seinsvergessenheit’
Je kunt nog beter Niets willen dan niet willen. Die Niets is dan ook niets.
Volgens Nietzsche is dat creatief en volgens Heidegger destructief.
Geconfronteerd met het verleden (wat was) heeft de wil geen betekenis meer en ‘lijdt aan zichzelf’. De weerzin die in de wil oprijst is de wil tégen alles wat verleden tijd is en verschijnt als de wil tegen alles wat vergaat.
‘..dit wil zeggen alles wat ontstaat, alles wat uit een ontstaan tot stand komt en blijft’……..

en dan haak ik af……

Voor Heidegger staat de wil niet in het centrum van het menselijke vermogen. (Ook bij Karl Jaspers niet. Voor hem waarborgt het niet kennen van de waarheid de vrijheid van de mens. ‘Ik moet willen omdat ik niet weet’) (p 39/40)
De mens is een zaak van het willen, er zit iets 'achter de mens' wat bepalend is. Zoals -denk ik - de 'Weltgeist' van Hegel terwijl voor Hannah het willen een zaak van de mens is.

Wordt nog één keer vervolgd....


Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat dhr. Lagendijk allemaal vertelt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los. Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.

vrijdag 26 mei 2023

Zonder vrije wil

Geschreven in 2011 door Jan Verplaetse,  (1969) een Vlaams filosoof en schrijver.
Al eerder noemde ik hem omdat ik in de Filosofie special uit 2019 over de vrije wil, herkenbare dingen las.
In dat artikel herkende ik wel het gedachtengoed van Schopenhauer maar werd hij niet genoemd. In dit boek staan verschillende uitspraken van hem.

Nu heb ik zijn ‘filosofisch essay over verantwoordelijkheid’ eindelijk gelezen. En dat was een hele kluif.
Een aantal stukken heb ik, als geïnteresseerde leek, verschillende keren moeten lezen om echt te begrijpen waar het over gaat.


Wat nu volgt is eerst een lijstje met woorden waarvan je de betekenis moet kennen anders raak je echt de weg kwijt.

Syllogisme: een redenering die uit twee of drie premissen (vooronderstellingen dat iets waar is) bestaat en gevolgd wordt door een logische, onweerlegbare conclusie.
Een voorbeeld wat ik zelf vaak gebruik tot hilariteit van de familie:
P1. Mensen zijn raar. P2. Ik ben een mens dus C.  Ik ben raar.
Een variatie op het Socrates-is– sterfelijk syllogisme.
Determinisme:  elk gevolg wordt voorafgegaan door een oorzaak.  Indeterminisme is dan het tegenovergestelde: niets ligt vast.
Causaliteit:  oorzakelijkheid; het verband tussen oorzaak en gevolg.   Acausaliteit is het tegenovergestelde dus geen verband tussen oorzaak en gevolg.
Causaal determinisme is dan een oorzaak- gevolg- ketting maar altijd gericht op het verleden. (Wanneer het op de toekomst is gericht is het teleologische determinisme)
In de kwantumfysica zijn de meningen hierover nog verdeeld, althans in de tijd dat het boek is geschreven. Hoe het er nu voorstaat weet ik niet.
En kwantumfysica is geen dagelijks menselijk leven.
Compatibilisme: de filosofische stroming die stelt dat vrije wil en determinisme beiden waar kunnen zijn. Incompatibilisten denken dat het niet kan.
Daarin heb je weer harde en zachte incompatibilisten:  
Libertarisme; stroming die in een vrije wil gelooft en het eens is met P1 en P2 maar P3 verwerpt. (zie verder) Dit zijn zachte incompatibilisten.
Alternatieve opties: de mogelijkheid om een andere beslissingen te nemen.
Broncontrole: de productie van beslissingen moet in handen zijn van een bron waarover de beslissende persoon controle heeft, zoals het eigen Ik. (maar die kan uitputtend gemanipuleerd worden)

Het Syllogisme van Verplaetse (p37):
P1: indien causaal determinisme waar is, dan zijn alternatieve opties en broncontrole uitgesloten.
P2: Alternatieve opties of broncontrole zijn noodzakelijk voor verantwoordelijkheid.
P3: de alternatieven voor causaal determinisme zijn irrelevant of uitgesloten.

C: Verantwoordelijkheid is uitgesloten.

Alle premissen worden behandeld, vaak met behulp van gedachtenexperimenten.
Over P1 is iedereen het wel eens. Indien causaal determinisme waar is, dan…
De moeilijkheden zitten in P2 en P3. Dat wordt allemaal haarfijn uitgelegd en behandeld.

In hoofdstuk vier beschrijft hij de maatschappelijke gevolgen. Verantwoordelijkheid en schuld bestaan niet; hoe nu verder? Is dat om problemen vragen?
Verandert dat ons, mensen, in amorele en onverantwoordelijke wezens? Nee, natuurlijk niet.
Bij de gevallen dat het toch niet loopt zoals in onze samenleving is afgesproken zouden we niet voor het strafrecht moeten kiezen maar voor het maatregelenrecht.
Hoe komt iemand tot zijn/haar daad en hoe kunnen we dat in de toekomst voorkomen.
In Nederland gaan we al die kant op.

De antwoorden zijn voor mij niet altijd bevredigend maar wanneer dit weer een aanzet is tot verder denken over schuld en verantwoordelijkheid en hoe daarmee om te gaan dan is dat alweer mooi..

Zelf moet Verplaetse vaak tegen zijn intuïtie in redeneren en erkent hij het probleem van de ‘lijdzaamheid’ bij een onvrije wil wat op de loer ligt.
Hij redeneert vanuit een naturalistische visie en dat vind ik wel weer spannend omdat de gereformeerde wereld die vrije wil ook altijd verworpen heeft. (Pelagius/ Augustinus; Erasmus/ Luther; Arminius/ Gomaris en art 14 van de NGB)
Die gereformeerde leer heeft er geen problemen mee omdat God ons voor verantwoordelijk houdt. Dat mag Hij, als Schepper.
Daar zit een knoop, ja. Het zij zo.
Hij houdt ons ook voor rechtvaardig en schuldloos alleen al wanneer wij in Hem gelóven, terwijl we dat feitelijk niet zijn.
Expres zeg ik: gereformeerde leer want volgens mij ben ik nog één van de weinigen die overtuigd is van een onvrije wil.
In die leer zie je inderdaad dat die lijdzaamheid op geloofsgebied soms te grote proporties aanneemt.

Zinnige dingen schrijft hij over (zelf)verwijten maken en wat dat voor gevolgen heeft. Dat het beter is om pas op de plaats te maken en te onderzoeken hoe je zelf en/of de ander zover zijn gekomen dat er verwijten zouden kunnen ontstaan.
Mijn slogan is al jaren: ‘hoe meer ik weet, hoe beter ik begrijp en hoe gemakkelijker het wordt om de ander te vergeven.’

Maar ook hij moet erkennen dat een sluitende filosofische waarheid toch iets anders is dan de praktische wereld om ons heen.
Dat vind ik dan wel weer bijzonder van ons, mensen. Wanneer iets zo logisch is waarom geloven we dat dan niet en leven we er niet naar? Of op z’n minst: streven we niet naar een samenleving zonder verantwoordelijkheid en de schuldvraag.
Er zijn steeds minder mensen die verantwoordelijkheid willen en durven nemen en dragen omdat ze er vaak op worden afgerekend met soms nare gevolgen.
Afschaffing van verantwoordelijkheid betekent tenslotte niet dat we ons onverantwoordelijk zouden moeten gedragen.
Ik moet het laten bezinken er eens langer over nadenken. Om zijn argumenten meteen in discussies te gebruiken lukt mij nog niet. Het moet eerst zijn weg vinden in mijn grijze massa.

Ongetwijfeld doe ik deze filosoof tekort met mijn samenvatting. Want hij schrijft zoveel behartenswaardige dingen. Er staan vele strepen in het boek.

maandag 13 april 2015

Lijdenslust


Een essay van Marcel Möring wat hij schreef naar aanleiding van de maand van de filosofie, april 2006.
Na Dimitri Verhulst was ik weer even bevestigd in mijn oordeel over Nederlandse schrijvers maar de naam van Marcel Möring zat nog in mijn achterhoofd dus toen ik in de kringloopwinkel liep….
Weer, voorzichtig, een dun boekje maar bij deze schrijver word ik wel heel nieuwsgiering naar wat hij nog meer heeft geschreven.
‘Lijdenslust’, lust om te lijden.
Een boekje over lijden en het nut daarvan.
Ergens op dit blog herhaalde ik een uitspraak van Jose Martyr: “de mens heeft er behoefte aan om te lijden. Wanneer hij geen verdriet heeft creëert ie het.”
Zelf vertaalde ik dat naar een schreeuw om aandacht. Wanneer je zichtbaar lijdt, lijden de mensen om je heen met je mee. Dat is prettig. Ik ken mensen die op die manier verslaafd zijn geraakt aan ‘lijden’. Het geeft hun leven betekenis. Maar lijden heeft meer betekenissen.
De mens heeft er iets mee. Dat werkt Marcel uit via de hoofse literatuur, Schopenhauer, Pico della Mirandola, Dante en Charles Ryder uit ‘Brideshead Revisited’ naar het nu.
In deze tijd denken we dat we recht hebben op geluk en dat we het lijden moeten uitbannen. Maar juist het lijden kan een betere wereld voortbrengen.
Door lijden krijgen mensen inzicht en leren ze leven. Iets dergelijks schreef ik ook al eerder
Toch zoekt de mens over het algemeen naar geluk en voorspoed en zoekt het lijden niet op. Men wil kennelijk ten diepste niet leren leven, inzicht verkrijgen.
Zou het ook te maken hebben met de ‘lange termijn visie’ en het kunnen ‘uitstellen van de beloning’? (Daniel Coleman schreef ooit dikke pillen over emotionele intelligentie.)
Christenen worden daartoe ‘getraind’.

‘Wat is er mis met lijden? Als de sociobiologen zelf al toegeven dat wij van ons lijden leren, maar gelukgevoelens er alleen maar voor zorgen dat we niets veranderen en blijven eten en neuken, zou het dan niet beter zijn om te leren leed te accepteren als een natuurlijk onderdeel van het menselijke leven en een vormende impuls in ons bestaan?’

‘De mens kan niet gelukkig zijn en heeft het recht niet, als op hetzelfde moment andere mensen van honger of dorst of ten gevolge van oorlog sterven.’


Mooie zinnen, met de eerste ben ik het wel eens maar bij de tweede steekt de pragmaticus in mij de kop op: wat heeft het voor zin om ongelukkig te gaan zitten zijn vanwege dingen waar je niets aan kunt veranderen?
Bij de keuzes in mijn eigen leven heb ik niet altijd voor het gemakkelijkste gekozen maar daar wil ik dat grote woord ‘lijden’ niet aan verbinden. En het leed van de ander mee (helpen) dragen?
Dat deed ik o.a. vaktechnisch. Mijn zorghormonen zijn nu uitgeput.
Ik herinner me als klein meisje dat mijn vader tegen mij zei: "heb je de klok bij tante X al eens bekeken?
Daarbovenop staat een mannetje met de wereldbol op zijn schouders. Jij kunt de wereld niet dragen zoals dat mannetje probeert te doen, dat doe God." Daar bedoelde hij niet de god Atlas mee. Kennelijk had ik ingewikkelde vragen gesteld.
Möring snijdt basisvragen aan en probeert een antwoord te vinden. ‘Er is geen paradijs zonder dat daarvoor eerst pijn wordt geleden.’
Tegelijkertijd probeert hij het weerzinwekkende platte Hedonisme van deze tijd te lijf te gaan. Terecht.


woensdag 24 december 2014

Kerstgedachte?


Bij het zoeken in mijn computer stuiterde ik op een paar opmerkingen naar aanleiding van het boek van Alain de Botton: ‘de troost van de filosofie’. (26ste druk)
Dat boek had ik al gelezen voordat ik ging bloggen. Kennelijk kon ik het toen ook al niet nalaten om mijn commentaar ergens achter te laten.
Hij schrijft ergens:

Misschien is het wel zo dat we pas echt bestaan als er iemand is die ons ziet bestaan.
Dat we eigenlijk pas kunnen praten als er iemand is die begrijpt wat we zeggen.
Dat we in essentie pas werkelijk leven als iemand ons liefheeft.


Waarom zo ik-gericht vraag ik mij af.
Misschien is het wel zo dat we pas echt bestaan wanneer we een ánder zien in zijn bestaan.
Dat we pas moeten praten wanneer we een ander echt begrijpen.
Dat we in essentie pas werkelijk leven wanneer we een ander liefhebben.
Dit is toch waarlijk een betere kerstgedachte?

Al zoekende weg in het bewuste boek, want ik streep en kras in mijn eigen boeken dat het een lieve lust is, kon ik de bewuste passage echter niet vinden.
Wel vond ik nog een ander onderstreept gedeelte:
‘Er is maar één aangeboren dwaling, en die luidt dat wij bestaan om gelukkig te zijn.
Of deze uitspraak van hemzelf is of geleend bij Schopenhauer is mij niet helemaal duidelijk maar ik ben het er hartgrondig mee eens en helaas wordt deze dwaling vaak misbruikt om recht te praten wat krom is. Ik heb het tenminste vaker gehoord: God wil toch niet dat ik ongelukkig ben/word?
Misschien toch wel ja, wanneer dat nodig is om je vormen; inzicht en wijsheid bij te brengen.
Maar ach, ik snap ook wel dat je dat niet zo ziet wanneer je voor jezelf het gevoel hebt te verdrinken in de shit.


donderdag 27 februari 2020

Westerse Cultuurgeschiedenis 1300 – 1500 IIb Filosofie.


De tweede ronde in deze module ging over Machiavelli, Erasmus en Thomas More.
Niccolò Machiavelli (1469 – 1527) werd geboren in Florence. De tijd van de Renaissance die rond 1500 in Italië op zijn hoogtepunt was.
Belangrijke schrijvers uit die tijd waren Dante, Petrarca en Boccaccio. Maar dat onderwerp komt nog.

Italië bestond uit verschillende stadsstaten: Milaan, Venetië, Florence, het Pauselijke gebied en Napels (en Sicilië) en Machiavelli werd in Florence tot secretaris van de Tweede Kanselarij van de republikeinse stad-staat benoemd en hij werd ook secretaris van de Raad van Tien, het voornaamste militaire orgaan van Florence tussen 1498 en 1512. Toen de Medici’s weer in het zadel werden geholpen moest hij het veld ruimen.
Hij staat bekend om zijn politieke inzichten en is grondlegger van de politieke wetenschappen en is derhalve politiek filosoof.
Zijn ‘Il Principe’ is opgedragen aan Lorenzo d’Medici. (Il Magnifico) Waarschijnlijk om hun gunsten te winnen.
Ook bewonderde Machiavelli Caesare Borgia. Zoon van de paus Alexander VI.
Tsja, ‘Zeg me wie uw vrienden zijn, dan zeg ik wie u bent.’

In de stukken die we van hem gelezen hebben is hij nogal tegenstrijdig.
In zijn ‘Discorsi’ schrijft hij : ‘En gaat het om wijsheid en standvastigheid dan zeg ik dat een volk wijzer en standvastiger is dan een vorst en over een beter oordeelsvermogen beschikt. Niet voor niets wordt de stem van het volk vergeleken met de stem van God: in een algemeen gedeelde opinie steekt vaak een onvermoede voorspellende kracht, en het volk lijkt soms een verborgen gave te hebben om zijn eigen geluk en ongeluk te voorzien. En wat het oordeelsvermogen van het volk betreft: als twee even bekwame sprekers ieder een eigen standpunt bepleiten, dan komt het hoogst zelden voor dat het volk niet kan bepalen welk standpunt het beste is en de waarheid niet onderkent.’
En in zijn ‘Il Principe’: ‘als de mensen allemaal goed waren, zou dit advies niet juist zijn. Maar omdat ze slecht zijn en zo ook ten opzichte van jou hun woord niet zullen houden, hoef jij dit evenmin tegenover hen te doen. [..] Want mensen zijn zo onnozel en ze richten zich zo op hun directe behoeften dat iemand die bedriegt, altijd wel iemand vindt die zich wil laten bedriegen.’
Ga er maar aanstaan.
In 1559 belandden alle schrijfsels van Machiavelli op de verboden lijst van de paus.

Over Erasmus heb ik al genoeg geschreven.
De discussie over de vrije wil met Luther kwam natuurlijk voorbij. Voor zover ik het begreep uit de stukken die we lazen was Erasmus om pragmatische redenen voorstander van de vrije wil.
‘…indien duidelijk is geworden tot hoeveel ongemakken, om niet te zeggen absurditeiten, het leidt, wanneer de vrije wil helemaal wordt opgeheven.’
Dat begrijp ik. Zo denken heel veel mensen.
Maar hoe eerlijk is dat? Ben je dan nog wel op zoek naar de waarheid?
En ja, Spinoza en Schopenhauer moesten nog geboren worden.

Maar hij is ook wel genuanceerd, hij schrijft ook ergens: ‘Pelagius heeft aan de vrije wil meer toegeschreven dan goed is, ook Scotus is rijkelijk ver gegaan.’ Dan heeft hij het, naar ik aanneem over Duns Scotus.
En even verder: ‘Ik voel het meest voor de opvatting van hen die aan de vrije wil wel iets, maar aan de genade het meest toeschrijven.’
Erasmus heeft veel door Europa gereisd. ‘de wereld is mijn vaderland’ is een kreet van hem. Op de bibliotheek van Rotterdam staat een variatie: ‘Heel de aarde is je vaderland.’

Als laatste kwam Thomas More (1478 – 1535) aan bod. Een vriend van Erasmus en bekend van zijn boek ‘Utopia’ waarmee een nieuw genre werd geboren: de Utopische roman. Voorbeeld hiervan is o.a. ‘de Cirkel’ van Dave Eggers.

Thomas studeerde Grieks en Latijn, had politieke aspiraties en werd lid van het Lagerhuis. Hij was geïnteresseerd in literatuur, geschiedenis, schreef religieuze polemieken, een geschiedkundig werk: 'History of Richard III' en gedichten en zijn dochters kregen hetzelfde onderwijs als de (klein)zonen
Later werd hij rechter in Londen en nog weer later secretaris van Hendrik VIII, ja,die van die vele vrouwen. (Je zult maar op die manier de geschiedenis in gaan.. *gniffel*)
Thomas werd verheven in de adelstand en schopte het tot Lord Chancellor. Hij weigerde de koning als hoofd van de Anglicaanse kerk te accepteren en dat deed hem de das om, of beter gezegd: dat kostte hem de kop in 1535.
Hij was, ondanks de tolerante houdingen die hij beschrijft in ‘Utopia’ zelf veel dogmatischer. Een gedisciplineerde gelovige. Veel minder tolerant dan de verdraagzame Erasmus, zijn vriend, die hij in 1499 ontmoette en wat een keerpunt in zijn leven markeerde.
In hoeverre zij elkaar in ‘de Lof der Zotheid’ en ‘Utopia’ hebben beïnvloed blijft giswerk.
Misschien weet ik dat wanneer ik 'Utopia' eens lees. 'De lof der Zotheid' heb ik al eens gelezen.

Volgens Russell waren beiden geen filosoof in de strikte zin van het woord maar vertegenwoordigden zij de afkeer van al het systematische in de theologie en filosofie. Zij waren typerend voor de tijdgeest van het ‘voorrevolutionaire tijdperk’.
Ik denk dat hij daarmee de Reformatie en Contrareformatie bedoelde.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na, zoek er van alles bij en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.